Xandra de Jongh, Kunstbeeld april 2004
Frank Halmans [Galerie Van den Berge]
In 1997 ontwierp Frank Halmans een kunsttoepassing voor het Amsterdamse Van Limburg Stiriumplein: een wachthuisje voor de tram en een bank die tegelijkertijd de sokkel voor een peperbus vormt. Sindsdien kunnen de passagiers voor lijn 10 de komst van de tram afwachten in een huiselijke sfeer. Rondom de buitenzijde van het huisje bevinden zich banken waarvan de bovenzijde wordt gevormd door vensterbanken. Op die vensterbanken staan typische, weliswaar in ijzer uitgevoerde, kamerplantjes waarbij pot en schotel niet ontbreken. Binnen in het wachthuisje kan men weliswaar beschutting vinden tegen wind en regen maar de wachttijd zal staand doorgebracht moeten worden; door het glas kijkt men uit op de vensterbank buiten. Zo ontstaat de vervreemdende situatie dat binnen eigenlijk buiten wordt en buiten binnen lijkt te zijn. De kunsttoepassing voor het Van Limburg Stirumplein is karakteristiek voor het sterk architectonische werk van Frank Halmans (1963), waarin overgangsgebieden een belangrijke rol spelen. In zijn ruimtelijk werk, installaties, maquettes en tekeningen loopt de vage scheidslijn tussen de private en de publieke ruimte als een rode draad door zijn werk. Terugkerende motieven als wachtruimten en vensterbanken geven duidelijk aan dat Halmans is gefascineerd door overgangsruimten en -voorwerpen. Een voorwerp als een vensterbank bevindt zich niet alleen letterlijk in het grensgebied tussen binnen en buiten, maar ook symbolisch: als verwijzing naar de beslotenheid en intimiteit van de private ruimte. Een vergelijkbaar grensgebied vormt de brievenbus van een huis. Niet alleen als een geintegreerd onderdeel van de buitendeur maar ook als de abstractere, vooruitgeschoven private ruimte in de tuin of portiek. Tot deze laatste categorie behoorde Halmans' kunsttoepassing voor een brievenbus in de vorm van een huis. Het is een ontwerp dat in alle eenvoud de functie van een brievenbus als overgangsvoorwerp sterk benadrukt. In andere werken, zoals zijn bewerkingen van dagelijkse gebruiksvoorwerpen tot autonome sculpturen, raken objecten juist vervreemd van hun gebruiksfunctie. Het materiele object zelf wordt het letterlijke uitgangspunt in deze sculpturen. Zo vormt in 'Logeerbedden' een bed als het ware een sokkel voor vier kleine bedjes, die zich overdwars op het grote bed hebben genesteld.

Halmans toont ons in zijn werk niet alleen een vervreemdende blik op de realiteit, maar ook een bevreemdende beleving ervan. Tenminste, zo lijkt het. Bij nader inzien blijkt het werk eigenlijk niet meer bevreemdend te zijn dan de realiteit van de Global Village waarin wij tegenwoordig leven. Een tijdperk waarin de diffuus geworden grenzen tussen privaat en publiek domein zorgen voor een vloeiend gebied waar binnen en buiten immers inwisselbaar zijn.