'Frank Halmans, Marcel Proust en het nieuwe collectieve geheugen'
In hoeveel slaapkamers ben ik in mijn leven wakker geworden? Zolderkamer, tienerkamer, studentenkamer, sociale woningbouw-flat,
rijtjeshuis... zes. In die laatste slaapkamer vind ik nog twee dingen terug uit de eerste: een knuffel en een poeziealbum.
De gewone dingen waarmee we ons omringen zijn voor Frank Halmans (1963) voertuigen van herinneringen. Sinds 1996 werkt hij aan De slaapkamers
waarin ik nog steeds wakker word, een stapel houten doosjes, kijkdozen zijn het eigenlijk, waarin hij zo precies mogelijk, op schaal,
alle kamers reconstrueert waarin hij ooit geslapen heeft. Bedden, kasten, lampen en vloerkleden alles wat hij zich herinnert maakt hij in het
klein na. Sommige meubels zijn door de verschillende kamers heen het zijn er nu vijf met hem meeverhuisd, dus die heeft hij twee of drie keer
moeten maken.
Op de tentoonstelling Meanwhile / Intussen in het Centraal Museum in Utrecht zijn nog meer kamers te zien. De 'motelkamers', gevormd door simpele
houten wandjes, zijn door Halmans ingericht met objets trouvés. Aan sommige heeft hij wat verknutseld, aan andere bijna niets. In de Logeerkamer staat
een ouderwets bed met daar bovenop vier kleine, al even ouderwetse kinderledikantjes. De lakens en dekens zien eruit alsof ze naar vroeger ruiken.
De kleine bedjes zijn door deze simpele ingreep bezield geraakt; ze zijn moe, ze zijn kwetsbaar, ze willen slapen. De hoge schotten aan hoofd- en
voeteneind van het grote bed bieden een moederlijke bescherming.
Het onverbiddelijke wegtikken van de tijd en het wegglippen van onze herinneringen zijn voor Halmans bijna een obsessie. Steeds zoekt hij naar manieren
om wat verloren dreigt te gaan te bewaren en wat vergeten lijkt te zijn terug te halen. Hij heeft bijvoorbeeld een aantal kruimeldieven verbouwd tot
bungalows, en stofzuigers tot flats. Het resultaat doet denken aan een poppenhuis, maar dan zonder de meubeltjes en poppetjes. Ze werken ook nog, en zo
komt het dat achter de ramen van de Stofzuigerflat stof en zaagsel liggen opgehoopt. Het residu van de tijd die is doorgebracht in het atelier is in de vorm van stof gevangen in het binnenste van het kunstwerk.
In de Lost and found-kamer staan geen dingen, maar hangen tekeningen. Op iedere tekening staat een insekt, een mot, libelle of bij, tientallen keren
herhaald. Van ieder afzonderlijk exemplaar staat opgetekend waar en wanneer het gevonden is. Halmans raapt al jaren overal waar hij komt dode
insekten uit vensterbanken en van wandelpaden, die hij in een ladenkast rubriceert en bewaart. De tekeningen zijn een weergave van wat je ziet als
je zo'n lade opentrekt. Ook dit is een strategie om niet te vergeten: de insekten zijn getuigen van waar de kunstenaar is geweest. Maar misschien
laat de absurd systematische manier waarop Halmans deze stomme getuigen verzamelt juist zien hoe onmogelijk het is om de grilligheid van ons geheugen
in toom te houden. De dingenpoëzie van Frank Halmans heeft dan ook vaak een wat melancholiek karakter. Drie mechanische rinkelwekkers die achterstevoren
op een plankje staan in de Logeerkamer hebben door de plaatsing van hun sleuteljes en sleufjes een uitgesproken verdrietige blik. Sad machines heten ze,
en het is alsof de tijd zelf haar verglijden betreurt.
Frank Halmans is niet de enige kunstenaar die kamers maakt, en er zijn ook anderen op het idee gekomen om die kamers vol te zetten met verwijzingen naar
het autobiografisch geheugen. De Cells van Louise Bourgeois of het project Selfportret as a Building van Mark Manders zijn daar bekende voorbeelden van.
Ook kunstenaars als Joep van Lieshout, Rob Voerman, Jan van de Pavert en Frank Mandersloot maken ruimtes, kleiner of groter, die op de grens van
beeldende kunst en architectuur balanceren en die spelen met schaal, met herkenbaarheid en vervreemding.
Maar bij het zien van al die bedden, slaapkamers en treurige wekkers van Halmans denk ik toch vooral aan een schrijver.
In de openingsscene van À la recherche du temps perdu beschrijft Marcel Proust de seconden tussen slapen en ontwaken, waarin je niet precies weet waar
je je bevindt. In die seconden dijt de tijd uit tot ver in je verleden: doordat je de contouren van een meubel of een lichtstreep onder de deur verkeert
interpreteert, kun je denken dat je in een andere, eerdere slaapkamer wakker wordt dan waar je werkelijk bent. Halmans kent deze ervaring zelf ook,
en is erdoor gefascineerd, omdat op die schaarse momenten van verwarring, van displacement, het verstrijken van de tijd wordt opgeheven.
Daarom heet zijn project ook niet De slaapkamers waarin ik ooit wakker werd, maar De slaapkamers waarin ik nog steeds wakker word.
In die eindeloos lange seconden waarin je bewustzijn het roer nog niet volledig heeft overgenomen, dénk je niet alleen dat je in je kinderkamer
ontwaakt, je bént er dan ook. Even. 1-0 voor jou, tegen de vergetelheid.
Proust schrijft: 'Nog te stijf om zich te verroeren trachtte mijn lichaam naar de aard van zijn vermoeidheid de ligging van zijn ledematen vast te
stellen om daaruit de richting van de muur, de plaats van de meubels af te leiden en de behuizing waarin hij zich bevond te reconstrueren en te benoemen.
(
) En voordat mijn gedachtewereld die aarzelde op de drempel der tijden en vormen, de woning, door de omstandigheden tegen elkaar af te wegen,
geïdentificeerd had, herinnerde het mijn lichaam zich van elk het soort bed, de plaats van de deuren, de vensteropeningen, de aanwezigheid van
een gang, benevens de dingen die mij bezig hielden toen ik insliep en die ik bij het ontwaken terugvond.' Wat Proust in gedachten doet, het reconstueren
van die reeks kamers, doet Halmans met hout en lijm, met een aandoenlijke precisie.
Halmans en Proust zijn op ontelbare punten onvergelijkbaar, zo is de één beeldend kunstenaar en de ander schrijver en is er een tijdsverschil van
zo'n tachtig jaar. Toch raakt het werk elkaar. Bij Proust spelen dingen een belangrijke rol bij het onwillekeurig, dus onverwacht en ongekend heftig
toeslaan van herinneringen: het madeleinecakeje in de thee, een ongelijk plaveisel, een lepel die tegen een bord tikt, een servet waarmee de verteller
zijn mond afveegt. Halmans gebruikt al even doodgewone dingen als vehikel voor zijn herinneringen: schoenen, handdoeken, schemerlampen en tapijtjes.
Alles is echt, alles is oud, het is gebruikt, door handen gegaan, er kleven herinneringen aan. En zowel Proust als Halmans demonstreren de stelregel
dat het zeer persoonlijke, mits kunstig verwoord of verbeeld, universeel werkt. De gedetailleerde bespiegelingen van Prousts verteller over vakanties
aan zee en het smachten naar moeders nachtzoen, en de kriebelende wollen dekentjes uit de kindertijd van Halmans voeren de lezer of toeschouwer
vanzelf terug naar hun eigen, heel intieme herinneringen.
Net als van de verzamelde insekten heeft Halmans een tekening gemaakt van de boekruggen in zijn boekenkast. En daar staan ze: de zeven delen van
Op zoek naar de verloren tijd van Proust, en minstens vijf boeken over de romancyclus, onder andere Proust van Samuel Beckett. In dezelfde kast staat
ook Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Ja, natuurlijk, Alice zou zomaar op kunnen duiken achter een raam van de Stofzuigerflat, en een kamer
waarin alle meubels zijn versmald tot een derde van hun oorspronkelijke breedte (Motel Insomnia) zou ze er ook nog wel bij kunnen hebben.
Door voortdurend te veranderen van veel te klein in veel te groot en weer terug verbeeldt Alice bovendien het verlaten van en weer terugkeren naar
de verloren kindertijd.
Ik ga het Centraal Museum weer uit. Het is een prachtige zomerdag en de terrassen op het Ledig Erf zitten vol met mensen die lang lunchen.
Ik loop verder, langs de Oosterkade, richting Tolsteeg en dan Hoograven. Daar is de straat waar ik ben opgegroeid, en daar staat het huis met de kamer
waarin ik tot mijn twaalfde wakker werd. Na de verhuizing heb ik nog lang gedagdroomd dat ik zou aanbellen bij de nieuwe bewoners, dat ik zou kijken
wat ze met mijn kamer gedaan hadden. Ik heb het nooit echt gedaan, maar in nachtelijke dromen deed ik het wèl. En meestal was de zolder, waar ik
geslapen had, dan veranderd in een enorme ruimte, een bowlingzaal of een attractiepark (met vloerbedekking), een ruimte dus die met geen
mogelijkheid in dat huis zou passen. Nu loop ik door de straat wat is die smal! en houd mijn pas even in bij nummer 23. Ik kijk langs
de gevel omhoog, naar het zolderraam. De vuurdoorn naast de voordeur is nog dezelfde, maar ik weet dat het huis in mijn hoofd al lang niet
meer lijkt op wat er in werkelijkheid achter die muren zit.
Die avond ben ik bij vrienden op een Amsterdamse bovenwoning. In de keuken worden sinaasappels geschild voor de sangria, op het dakterras zit
een meisje aardbeien te ontkronen. In de boekenkast staan behalve romans ook boeken over nieuwe media en digitale kunstvormen.
Dan laat J. me zijn nieuwste aanwinst zien: de iPad. Zodra ik hem vasthoud en met mijn vingers door foto's en webpagina's blader,
vergeet ik de wereld om mij heen.
In een onvoorstelbaar tempo worden momenteel ongekende hoeveelheden boeken gedigitaliseerd, door het Gütenbergproject, door Google,
door nationale bibliotheken. Nieuwe boeken verschijnen steeds vaker tegelijk op papier en als e-book. In Amerika is de e-reader van Amazon,
de Kindle, een groot succes. De boekenverkoop is nog voor het leeuwendeel een papierhandel, maar de groei van het digitale aandeel is onstuitbaar.
Trendwatchers maken de vergelijking met de download- en mp3-revolutie in de muziekwereld, waardoor het einde van de CD in zicht lijkt.
Er wordt een toekomstbeeld geschetst dat er ongeveer als volgt uitziet: muziek, tijdschriften, boeken, afbeeldingen en films worden alleen nog
digitaal gemaakt en zijn al dan niet tegen betaling via internet te bekijken en beluisteren. De traditionele dragers van informatie (de plaat, de CD, het papier van boeken en kranten) zijn niet meer nodig; via een PC, smartphone of een tabletcomputer zoals de iPad heeft iedereen altijd en overal toegang tot een oneindige hoeveelheid muziek, tekst, film en beeld. Dit toekomstbeeld is natuurlijk voor een groot deel nu al onze dagelijkse realiteit.
Als ik in de digitale boekenkast op het iPad-scherm zit te snuffelen, compleet met mooie houten planken en prachtig vormgegeven boekomslagen,
lijkt me de marginalisering van het papieren boek ten koste van het e-book ineens helemaal niet zo onvoorstelbaar meer. Wat zou Frank Halmans
daarvan denken? Aan boeken kleven voor hem, misschien wel meer dan aan andere objets trouvés, herinneringen. In de motelkamer in het Centraal
Museum waar de Explosietekening van mijn boekenkast hing, waren ook boekenplankjes opgehangen, met boeken erop. Van die oude, in linnen
of skai gebonden boeken, die na elke rommelmarkt weer overblijven. Omnibussen van Margriet en Readers Digest, romans met
titels als Gisteren vergeten, Trouw met mij, Ronald, en Een vrouw teveel. Dit is het soort boeken dat Halmans als kind zag staan
in de boekenkast van zijn ouders, en bij de ouders van vriendjes. Nu verzamelt hij deze boeken, rangschikt ze op kleur, formaat of titel,
en zet er dan het mes in. Van een rijtje boeken maakt hij een huis door er een deur en ramen in te snijden dwars door alle boeken heen,
zodat je er helemaal doorheen kunt kijken. Een boek is een wereld waar je in naar binnen kan gaan, waar je in kan verblijven. Huizen staan
vol boeken, maar in deze boeken zit een huis.
Door de verhuizing van enorme hoeveelheden informatie van de fysieke naar de virtuele wereld hebben we er de afgelopen jaren een collectief
geheugen bijgekregen. Een geheugen waarin niets zoekraakt, waar geen donkere hoekjes bestaan en waarin met de juiste zoektermen alles even
gemakkelijk naar boven te halen is. Van wie was dat citaat ook al weer: 'Alleen in mijn gedichten kan ik wonen?' Twee muisklikken en het hele
gedicht van Slauerhoff staat op het scherm. Woninglooze heet het. Proust schreef zijn almaar uitdijende roman op vellen papier waar hij steeds
nieuwe velletjes tussenvoegde en aan vast plakte. Hij kon zich onmogelijk een voorstelling maken van zijn zevendelige werk als e-book op een
lichtgewicht e-reader.
Zou dit immense geheugen, voorzien van zoekmachines, het zoeken naar de verloren tijd van Halmans en Proust niet overbodig maken? Als er
niets meer verloren gaat, niets meer in vergetelheid raakt omdat het altijd en overal online beschikbaar blijft, dan is de zoektocht toch ten einde?
Hier stuiten we op een wezenlijk verschil tussen de ene vorm van herinnering en de andere. Kennis over de wereld en de geschiedenis kunnen we
onthouden en opslaan. Ook de feitelijke kennis over onszelf kunnen we bewaren, in foto's, dagboeken en weblogs: wat we gedaan en gedacht hebben,
waar we zijn opgegroeid, wie onze ouders waren, waar we zijn geweest en wie we hebben gekend. Dat is het soort informatie die met zoekmachines
doorzoekbaar is; een zee aan kennis van anderen en herinneringen van onszelf die we bewust kunnen opslaan en terughalen.
Maar het eigenaardige van ons autobiografische geheugen is, dat het zich grotendeels buiten ons bewustzijn bevindt. Op het moment dat je iets
belangwekkends beleeft kan je proberen je indrukken bewust op te slaan in je geheugen: de kleur van haar jurk, of de melodie van het lied dat
je samen hoort. Maar die herinneringen vervagen of vervormen in de loop van de tijd onherroepelijk. En juist wanneer je er niet op bedacht bent,
als jaren later iemand met een bepaald parfum in een winkelstraat voorbijloopt, komt het moment wèl terug, in alle helderheid en hevigheid.
Deze herinneringen, die meer via de zintuigen dan via woord of beeld werken, vallen buiten het bereik van het bewuste geheugen, en daarmee ook van
het collectieve online-geheugen, hoeveel egodocumenten en intieme blogs er ook zijn. Frank Halmans houdt zich, net als zijn inspiratiebron
Marcel Proust, met juist dat geheugen bezig. Het zijn en blijven de tastbare dingen die we in ons leven door onze handen laten gaan, de
poeziealbums en knuffels, wekkers en wollen dekentjes, die de doosjes zijn waar de herinneringen aan onszelf als duveltjes zitten verstopt.
Essay geschreven door Anneke van Wolfswinkel als inzending voor de “Prijs van de Jonge Kunstkritiek, 2010”.
http://annekevanwolfswinkel.blogspot.com